Terug naar Schijndel 40-44

 

Pilotenhulp

 

De hulp aan vliegtuigbemanningen - die gemakshalve allemaal piloten werden genoemd - was een zeer hachelijke en riskante zaak. De Duitsers waren erg verbeten op deze piloten. Immers zij waren het die in Duitsland hun ladingen bommen afwierpen waardoor hun vrouwen, kinderen en overige familieleden de kans liepen gedood te worden. Wie hier dan ook voor pilotenhulp werd gepakt was ervan verzekerd dat de doodstraf er op volgde.

De pilotenhulp kwam eind 1943 op gang omdat vanaf die periode de Amerikanen en de Engelsen vrijwel dagelijks bombardementsvluchten op Duitsland gingen uitvoeren. Het merendeel van deze vliegtuigen vloog via Zuid-Nederland naar Duitsland. In Brabant was dan ook een vrij uitgebreid netwerk van hulpverlening opgebouwd. Immers ook de piloten die in noordelijke provincies neerkwamen en in de "Escape-line" gezet werden moesten altijd door Brabant heen komen.

De eerste piloot die in Schijndel terecht kwam was de enige overlevende van een zeskoppige bemanning. Hij was gewond aan hoofd en knie maar had zich in de vroege ochtenduren naar de kerk begeven waar hij via de achterdeur in de sacristie terecht kwam. Het was bij de gealliëerden bekend dat heel veel geestelijken zich met het verzetswerk bezig hielden.

De kapelaan dacht aanvankelijk met een "schooier" te doen te hebben omdat hij er zo besmeurd uitzag. Maar hij bleek echter een Frans-Canadees te zijn. Toen hij nadien op de pastorie wat opgeknapt was besloot kapelaan Woestenburg om hem bij een boer op de Steeg onder te brengen. De piloot kreeg instructies om via het tuinpoortje de pastorie te verlaten en de opgegeven route te lopen. De kapelaan fietste over een andere weg naar de Steeg. Eenmaal op de Steeg bij de piloot aangekomen stopte even verderop een Duitse overvalwagen waaruit een tiental zwaar bewapende Duitsers kwamen. Zij stoven daar een zandpad in omdat ze vernomen hadden dat in die omgeving een piloot zou zijn neergekomen. Enkele dagen later bleek dat er toch enige vorm van verraad was geweest. Er werd namelijk in het dorp verteld dat er een pastoor met een piloot was gezien. Nadien belden enkele Duitsers bij de pastorie aan. De Deken die hen te woord stond werd gevraagd of hij een een man had geholpen die aan zijn hoofd gewond was. Hierop kon de Deken in alle eerlijkheid antwoorden dat dit niet het geval was. Hij had de piloot niet eens gezien, laat staan hem geholpen. Toen de Duitsers vroegen of er dan nog meer "Pastoren" in Schijndel waren verwees de Deken hen naar de Boschweg en naar Wijbosch. Vanwege dit verraad kon de piloot dan ook niet langer bij de boer op de Steeg blijven en werd hij per fiets overgebracht naar Berlicum. Inmiddels was deze man echter zo ziek geworden dat voor zijn leven werd gevreesd en uit voorzorg was in de tuin in Berlicum reeds een graf gegraven. Gelukkig herstelde de piloot en werd het graf weer gedicht.

 

 

Een ondergedoken Engelse piloot getekend door Jan Heesters

 

Vanaf dat moment was het nodig dat vanuit Schijndel de organisatie verder werd uItgebouwd om deze man als hij weer hersteld zou zijn en voor de piloten die er mogelijK nog zouden komen te herbergen en verder op transport te zetten. Na diverse speurtochten waren er na enkele weken drie vluchtlijnen opgezet. Een lijn liep via Limburg - een via Budel en een via Esbeek bij Tilburg. Voor de lijn via Esbeek had de kapelaan contact kunnen leggen met de heer Bim van der KIeij, de knokploegleider uit Oisterwijk. Het vervoer naar Oisterwijk was wel de kortste maar zeker niet de ongevaarlijkste. De reizen werden per trein gemaakt en daarvoor moest het zwaar bewaakte knooppunt Boxtel gepasseerd worden.

De eerste piloot ging rechtstreeks naar Tilburg, waar hij op het station werd afgehaald door wachtmeester Baks van de gemeentepolitie. Deze had thuis ook nog twee Duitsers van de grensbewaking ingekwartierd en was derhalve goed op de hoogte wanneer de grens wel of niet bewaakt werd. Van razia's heeft wachtmeester Baks nimmer last gehad.

 

Voor wat betreft de piloten die na de Frans-Canadees volgden waren 'n zevental onderduikadressen gevonden en een vaste route naar de "Escape-Line". Zodra er piloten waren ondergebracht nam de kapelaan telefonisch contact op met de heer van der Kleij en vertelde dan dat hij piloten had en vroeg wanneer ze opgehaald werden. Afhankelijk van de hoeveelheid piloten dat er zich op dat moment in Oisterwijk bevond konden er dan wel of geen afspraken gemaakt worden. Alleen als er zich problemen voordeden dan werden ze nog dezelfde dag opgehaald.

 

Het herkenningsteken bij een onderduikadres was meestal een doormidden gescheurde brief. De ene helft was in het bezit van het onderduikadres en de andere helft moesten de koeriers meebrengen. Vervolgens ging het te voet of per fiets naar het station in Schijndel om dan per trein via Boxtel naar Oisterwijk te gaan. Zoals gesteld gold Oisterwijk als bufferplaats van meerdere aanvoerlijnen. Maar bij dringende noodzaak werd een piloot onverwijld opgehaald. Zo was op een Schijndels onderduikadres een piloot ondergebracht in een shock­toestand. Psychisch was deze man aan het eind van zijn krachten en wilde zich als krijgsgevangene bij de Duitsers gaan melden. Dit moest ten koste van alles voorkomen worden. Ondanks dat de piloten niet wisten bij wie en waar ze waren was het risico veel te groot dat er zaken verraden zouden worden als de piloten aan martelingen werden bloot gesteld. Daarom werd hij nog dezelfde dag opgehaald en per trein naar Oisterwijk gebracht. Vervolgens ging de reis per fiets verder naar Moergestel waar in een afgelegen landhuisje een Hollandse burgervlieger woonde die met een Amerikaanse vrouw was getrouwd. Toen deze piloot daar op een Amerikaanse wijze werd begroet en opgevangen was hij na enige weken weer volledig hersteld en kon van daaruit weer de "Escaspe-Line" in.

 

 

Een ondergedoken Engelse piloot getekend door Jan Heesters

 

De transporten naar Oisterwijk waren meestal zeer gevaarlijke en riskante ondernemingen. Vooraf werd dan ook steeds afgesproken dat mocht er wat gebeuren niemand elkaar kende. Het gebeurde dat een koerier met twee piloten uit Schijndel over het perron in Boxtel liep en door een totaal vreemde heer werd aangesproken met de opmerking dat hij voorzichtig moest zijn omdat het goed te zien was dat hij daar met piloten liep.

Of zittend in de wachtkamer kwam een Duitse officier binnen en gaat aan hetzelfde tafeltje zitten. Neemt vervolgens een sigaret uit zijn etui en komt tot de ontdekking dat hij geen vuur bij zich heeft. De officier kijkt een van de piloten aan en vraagt om vuur. De aangesproken piloot nam rustig zijn aansteker en gaf hem vuur. De Duitser bedankt hem, staat op en verlaat de wachtkamer.

Dat de koeriers en ook de piloten over stalen zenuwen moesten beschikken moge ook blijken uit een ander transport vanuit Schijndel. 'n Koerier loopt met twee piloten over het Boxtelse perron en van de tegenover­gestelde richting komen een aantal burgermannen die door zwaar bewapende Duitsers worden geëscorteerd. Deze mannen bleken de overige bemanningsleden te zijn van het vliegtuig waar ook de Schijndelse piloten in hadden gezeten. Ze hebben elkaar natuurlijk herkend maar zonder elkaar een blik waardig te gunnen zijn ze voorbij gelopen.

 

Gedurende de tijd dat de piloten in Schijndel ondergedoken zaten werden ze voorzien van nieuwe identiteitspapieren. Meestal kregen ze een Friese naam omdat deze redelijk door hen zelf kon worden uitgesproken. Tevens werden ze geoefend in de normale vraagstellingen van de Duitsers als ze onverhoopt mochten worden aangehouden. Het was veiliger voor hen als zij wat konden praten en wisten waar het over ging dan wanneer ze doofstom bleven. Bovendien "bestonden" ze ook als ze papieren hadden en konden dan "legaal" in aanmerking komen voor bonkaarten en geld.

 

Zo was een piloot tot Ypke Wieringa gedoopt. De naam kon hij redelijk uitspreken en daarnaast was hij eveneens goed getraind op ausweiss, personaalsausweiss en dat soort vragen. Daags voordat hij de grens over zou gaan vond er een razia plaats in het huis, waar hij was ondergebracht. Toen ze bij zijn bed aankwamen werd aan hem zijn ausweiss gevraagd. Half slaperig pakte hij vanuit zijn jasje dat op de stoel langs het bed hing zijn ausweiss en met een slaperig asjeblief gaf hij zijn bewijs. Hij kreeg het terug en de Duitsers vertrokken weer.

 

De risico's die genomen werden door piloten onderdak te bieden waren onverantwoord groot. De gevolgen werden soms niet onderkend. Maar door een innerlijke gedrevenheid dat het ging om de herovering van onze vrijheid werd daar meestal niet bij nagedacht.

Al deze mensen vonden het kennelijk als een onvoorwaardelijke plicht om op deze wijze mee te werken aan de zo fel begeerde vrijheid van ons land.

 

 Terug naar Schijndel 40-44